Hilde Nyffels and Geert Verstraete (BE)
Fevlado Diversus & VSPW Gent, and SNT Brugge
Interview in VGT. Date: March 2017
Click below for the Dutch or English transcription.
Nederlands
Hilde Nyffels (Fevlado-Diversus & VSPW Gent) en Geert Verstraete (SNT Brugge)
Lesgevers Vlaamse Gebarentaal van het eerste uur
(Nederlandse vertaling van een interview in Vlaamse Gebarentaal)
HILDE: Ik ben Hilde Nyffels en ik werk op 2 plaatsen. Enerzijds werk ik bij Fevlado-Diversus waarbij de focus ligt op vorming en lezingen. Ik ben o.a. verantwoordelijk voor de opleiding van dove lesgevers, ik leer dove mensen die willen les geven hoe zij dit kunnen doen. Anderzijds werk ik bij een CVO (centrum voor volwassenenonderwijs), bij een avondopleiding voor gebarentaaltolken. In 1994 ben ik er beginnen les te geven en ik werk er inmiddels al 22 jaar.
GEERT: Mijn naam is Geert Verstraete. Ik geef voltijds les aan het CVO in Brugge, dat is een school voor volwassenonderwijs. In 2007 ben ik er beginnen te werken. Voorheen werkte ik bij Fevlado en dat sinds 1994. Ik had er verschillende taken, en één taak was het lesgeven in de gebarencursus. Al de personeelsleden moesten dichtbij hun respectievelijke woonplaats les geven. Ik gaf dus les in Brugge, dit 4u per week.
HILDE: Ik ben eerder toevallig als lesgever gestart. Ik vond geen werk en in 1994 deed ik een stage in Ledeberg. De baas van Fevlado leidde dat daar. In die periode mochten er 6 doven beginnen te werken bij Fevlado. Die baas vroeg me ook of ik geïnteresseerd was en ik zei volmondig ja, gezien ik geen werk had en ik wel wilde werken binnen de Dovengemeenschap. Eén van de voorwaarden was dat ik ook moest les geven. Dat was mijn eerste ervaring in het les geven. Later, in september, stopte er een leerkracht bij het CVO, het volwassenonderwijs, en vroeg men mij of ik als vervanger wilde instappen. Hoewel ik geen ervaring had, ging ik erop in. Het lessenpakket was klaar, dus ik kon me inlezen en zo starten met les geven. Zo is mijn carrière als lesgever begonnen.
GEERT: De allereerste keer dat ik les gaf, was in de dovenschool Spermalie. Mijn zoon was doof en ging naar Spermalie maar de school was toen nog oraal gericht. Ik was hiertegen en was voor het gebruik van gebarentaal. Spermalie begon hierover na te denken en vroeg me toen of ik lessen gebarentaal wilde geven aan een kleine groep van personeelsleden. Het viel toen wel sterk op dat ze niet tevreden waren over mij. Ik gebruikte VGT en geen NmG, wat in die tijd goed/best gekend was. Ik moest herhaaldelijk zeggen: “In gebarentaal is het zo”. De term ‘VGT’ werd toen nog niet gebruikt. Ze bleven me vragen stellen over gebaren. In 1994 ben ik beginnen werken bij Fevlado en moest ik ook gaan lesgeven aan de hand van een lesssenpakket. In 2004 ben ik gestopt bij Fevlado. Toen ben ik beginnen werken bij Spermalie, als opvoeder en gaf ik ook regelmatig les gebarentaal aan collega’s. Toevallig vernam ik dat het CVO op zoek was naar een leerkracht. Binnen het CVO worden verschillende talen aangeleerd. Vlaamse Gebarentaal zat nog niet in het aanbod. Via via kwam men bij mij terecht en zo ben ik gestart met daar les geven. Ik had zelf echter nooit gedacht om van lesgeven mijn beroep te maken. Eerst heeft Spermalie me gevraagd, toen moest ik les geven voor Fevlado en uiteindelijk werd ik door het CVO gecontacteerd.
Toen ben ik beginnen werken bij Spermalie, als opvoeder en gaf ik ook regelmatig les gebarentaal aan collega’s. Toevallig vernam ik dat het CVO op zoek was naar een leerkracht. Binnen het CVO worden verschillende talen aangeleerd. Vlaamse Gebarentaal zat nog niet in het aanbod. Via via kwam men bij mij terecht en zo ben ik gestart met daar les geven. Ik had zelf echter nooit gedacht om van lesgeven mijn beroep te maken. Eerst heeft Spermalie me gevraagd, toen moest ik les geven voor Fevlado en uiteindelijk werd ik door het CVO gecontacteerd.
HILDE: Bij mij verliep het gelijkaardig, toevallig was ik vrij toen ik gevraagd werd. Zelf had ik er voordien nooit aan gedacht om les te gaan geven. Toen men mij vroeg, wou ik de uitdaging wel aan gaan. Ik wilde het wel proberen. Zo is het gegaan. Er waren wel veel belemmeringen, hoor.
HILDE: De belemmeringen die ik heb ondervonden bij het les geven waren de volgende. Aanvankelijk gebruikten we het lessenpakket voor Nederlands met Gebaren. Ik had toen geen idee wat NmG inhield. Ik kreeg wel bijkomende uitleg, bovenop het lessenpakket. Er waren veel gebaren die ik zelf niet kende of gebruikte. Ik moest dus zelf studeren om de gebaren te leren en ze te onderwijzen. In de tolkopleiding waren het dikke bundels en ik voelde me niet goed bij het gebruik van NmG. Gelukkig kreeg ik tijdens vergaderingen de steun van 2 anderen die ook geen voorstanders waren van het gebruik van NmG. Ze vonden dat Vlaamse Gebarentaal (toen gewoon ‘gebarentaal’ genoemd) gebruikt moest worden. Ik worstelde hier heel fel mee, tot we in Bristol (ik weet niet meer exact wanneer dit was) vernomen dat we moesten les geven in onze eigen taal. Dat zorgde voor verwarring, want de ene zei het zus en de andere zo. We probeerden dan om te veranderen en Vlaamse Gebarentaal te onderwijzen maar er was geen lessenpakket om dat te doen, we moesten het zelf uitzoeken. Ik wist ook niet hoe het les geven dan zou moeten verlopen. Stap voor stap lukte het wel, mede dankzij de steun van 2 bekende taalkundigen. Ik was niet 100% tevreden: VGT was wel mijn eigen taal maar hoe moest ik op een kwaliteitsvolle, goede manier lesgeven? Nu gaat het veel beter, door ervaring en door verschillende opleidingen, maar in het begin wist ik echt niet hoe ik het les geven moest aanpakken. Ik had geen opleiding gevolgd en wist niets over les geven. Ik kreeg het lessenpakket en moest mij uit de slag trekken. Zo ben ik gestart met les geven.
We probeerden dan om te veranderen en Vlaamse Gebarentaal te onderwijzen maar er was geen lessenpakket om dat te doen, we moesten het zelf uitzoeken. Ik wist ook niet hoe het les geven dan zou moeten verlopen. Stap voor stap lukte het wel, mede dankzij de steun van 2 bekende taalkundigen. Ik was niet 100% tevreden: VGT was wel mijn eigen taal maar hoe moest ik op een kwaliteitsvolle, goede manier lesgeven? Nu gaat het veel beter, door ervaring en door verschillende opleidingen, maar in het begin wist ik echt niet hoe ik het les geven moest aanpakken. Ik had geen opleiding gevolgd en wist niets over les geven. Ik kreeg het lessenpakket en moest mij uit de slag trekken. Zo ben ik gestart met les geven.
GEERT: Ik heb gelijkaardige ervaringen, maar zal nog aanvullen. Toen ik les gaf aan het personeel van Spermalie, bereidde ik niets voor. De collega’s kwamen zelf met vragen over mogelijke vertalingen naar gebarentaal. Ik dacht dan na over hoe ik iets gebaarde in gesprek met andere doven en toonde dit. Maar zij wilden de letterlijke vertaling van de zinnen. Bijvoorbeeld het gebaar voor ‘groot’ zoals bv. in AUTO GROOT en ‘groot’ in PERSOON GROOT. Ze hadden graag 1 gebaar voor 1 woord en dus in dit voorbeeld hetzelfde gebaar voor ‘groot’. In Brugge gebaren we bijvoorbeeld ook GROOT VERLOF (met het gebaar GROOT op de kaak), maar ze aanvaardden de verschillende gebaren voor ‘groot’ niet. Ik had daar wel problemen mee/ ik maakt wel bezwaar. Ze vroegen me ook gebaren voor ‘is’ en ‘zijn’ maar ik had daar geen gebaren voor. Iemand zei dat dit echt wel noodzakelijk was (voor NmG). Voor het bestaan van ‘het groene boek’ was er geen gebaar ‘IS’. Het was dus een moeilijke situatie. Zoals het geval was bij Hilde kreeg ik in 1995 gewoon het lessenpakket NmG en moest ik zelf gaan studeren. Ik moest dan echt woord voor woord gaan gebaren.
HILDE: En zinnen gebaren. Ik voelde me niet thuis bij die manier van gebaren. Dat woord voor woord gebaren was mijn eigen taal niet, het was een ramp.
GEERT: Het was heel tijdrovend om al de zinnen op die manier te overlopen, echt erg.
GEERT: Het aanleren van NmG ging geleidelijk aan over in VGT, maar die periode van 2-3 jaar zal ik nooit vergeten, dat was echt erg. Ik had toen zelf ook enorm veel frustraties. Het ging om een combinatie van verschillende dingen. Bij het gebruik van NmG werd ten eerste de volgorde van het Nederlands gevolgd en dus elk woord ondersteund met een gebaar. Ten tweede waren er de gebaren van het woordenboek. Gebarentaal had zijn eigen regionale varianten. Eerst was er een blauw boek, nadien kwam het groene woordenboek en werd er gezegd dat de gebaren uit dat boek gebruikt moesten worden. Elk Nederlands woord moest dus ondersteund worden met het gebaar én we moesten de gebaren uit het boek gebruiken. Bijvoorbeeld het gebaar voor ‘wit’ was een beweging van links naar rechts met eerst de handvorm van de eerste en dan van de laatste letter van het Nederlandse woord. Toen brak de periode aan dat men begon te zeggen dat het gebruik van gebarentaal beter was dan het gebruik van NmG.
HILDE: Hoe is die ommekeer van NmG naar VGT juist ontstaan? Ik weet dat niet meer.
GEERT: Dat is er gekomen door het bezoek aan Bristol. De directeur (van Fevlado) vond, samen met Mieke Van Herreweghe, dat het nodig was om daar een kijkje te gaan nemen. Ik geloof dat er 15 doven mee waren.
HILDE: Dat zou kunnen, ja.
GEERT: Die 15 doven trokken naar Bristol en kregen daar les van Clark Denmark, van maandag tot vrijdag. Hij gebaarde in BSL en International Sign. De directeur wilde dat we bleven les geven in NmG, maar Clark had een andere visie en Mieke was het daar helemaal mee eens. De directeur ging hier tegenin en wij zaten tussen 2 vuren en zeiden niets. Als de directeur aanwezig was, waren we heel voorzichtig.
HILDE: Ik dacht dat de directeur niet aanwezig mocht zijn?
GEERT: Tijdens de lessen (van Clark) niet, maar tijdens de pauzes en ’s avonds mocht hij er wel bij zijn.
HILDE: Dat was ik vergeten.
GEERT: We moesten na de lessen van Clark, als hij weg was, altijd verslag uitbrengen bij de directeur Broeder Maurice Buyens en vertellen over de lessen. Hij schreef dan alles op en zei dat hij niet akkoord was. Na de lessen vroeg Broeder Maurice ons wat er allemaal verteld was. Hij zei dat het niet kon en wij waren daardoor helemaal in de war. Hij bleef bij zijn standpunt, maar wij doven hadden de informatie al gehad en bleven dit in het achterhoofd houden. We bleven er onderling over praten en zeggen dat de situatie moest veranderen en zo geraakte dat nieuws stilaan verspreid. Het bestuur was ook heel nieuwsgierig naar hoe alles gegaan was. De doven in het bestuur stonden wel open voor verandering. We vertelden voluit over onze ervaringen en Mieke stond ook achter ons. Maar de wegen van de directeur en Mieke gingen uiteen, de samenwerking stopte. De overgang van NmG naar VGT is dus in Bristol gestart.
Het bestuur was ook heel nieuwsgierig naar hoe alles gegaan was. De doven in het bestuur stonden wel open voor verandering. We vertelden voluit over onze ervaringen en Mieke stond ook achter ons. Maar de wegen van de directeur en Mieke gingen uiteen, de samenwerking stopte. De overgang van NmG naar VGT is dus in Bristol gestart.
HILDE: Dat is waar. Ik zal dat ook nooit vergeten. De directeur van Fevlado was toen toevallig ook de directeur van het CVO. Ik dacht er ook over na of ik nu les moest geven in NmG of VGT. Ik weet niet meer wanneer het is beslist, maar uiteindelijk gaf de directeur de toestemming om les te geven in VGT. Ik moest wel het lessenpakket voor NmG gebruiken. Dat was enorm verwarrend, want ik wist niet hoe ik met dat pakket VGT moest aanleren. Ik maakte er dan zelf een selectie uit en zei tegen de studenten ook dat ze vooral moesten kijken naar hoe ik gebaarde en niet zozeer naar de cursus. Ik probeerde ook video’s te maken, maar het was een frustrerende periode. Als de directeur kwam, paste ik mij toch weer wat aan. Op personeelsvergaderingen werd er ook soms gediscussieerd over de didactiek van Vlaamse Gebarentaal. We waren met 4 lesgevers die naar Bristol waren geweest en we waren allemaal verward over de aanpak. We wilden dit onderling bespreken maar als de directeur aanwezig was, kon dat niet. Stilaan verliep het wel beter en toen er een andere directeur kwam is de situatie helemaal gewijzigd.
Ik probeerde ook video’s te maken, maar het was een frustrerende periode. Als de directeur kwam, paste ik mij toch weer wat aan. Op personeelsvergaderingen werd er ook soms gediscussieerd over de didactiek van Vlaamse Gebarentaal. We waren met 4 lesgevers die naar Bristol waren geweest en we waren allemaal verward over de aanpak. We wilden dit onderling bespreken maar als de directeur aanwezig was, kon dat niet. Stilaan verliep het wel beter en toen er een andere directeur kwam is de situatie helemaal gewijzigd.
GEERT: Nog een ander punt waarover de meningen botsten was het volgende. Clark stelde voor om steeds in kleine groepjes te werken bij het lesgeven. De directeur had liever grote groepen studenten omdat dit financieel natuurlijk interessanter is. Clark was van mening dat we beter met kleinere groepen werkten.
GEERT: Toen we rond ’94 opgelegd werden om lessen NmG te geven, zeiden we aanvankelijk niet veel, tot we naar Bristol trokken. Vroeger werd er niet gesproken van VGT, maar van - hoe was het ook alweer- Vlaams-Belgische Gebarentaal. Er werden maandelijkse kadercursussen georganiseerd, waarbij Mieke soms een halve dag werd ingezet om les te geven over taal. We hadden toen al de info van Bristol in het achterhoofd. We kregen ook lessen Nederlands van Mieke, ik geloof ook op maandelijkse basis.
HILDE: Dat weet ik niet meer, of het maandelijks was.
GEERT: Mieke toonde daar het verschil tussen het Nederlands en Vlaamse Gebarentaal. Zo werd er voor mij veel duidelijk dankzij Mieke. Toevallig had ik vroeger via mijn werk ook al contact met haar.
HILDE: Het zou inderdaad kunnen dat de kadercursussen voor de ommezwaai hebben gezorgd. Maar ik blijf ook denken aan de lessen van Myriam Vermeerbergen. Ze gaf les aan enkele doven, ik weet niet meer of dat elke maand was of niet, maar wel op regelmatige basis.
GEERT: Daar was ik niet bij.
HILDE: Ik denk dat jij er wel bij was.
GEERT: Waar waren die lessen?
HILDE: In Gent, boven in het Fevlado-gebouw, de lessen werden gegeven aan mensen die ook naar Bristol waren gegaan. De lessen gingen door in de grote zaal dichtbij de bureaus. Ik twijfel of de lessen voor of na Bristol waren, maar dat is niet zo belangrijk. Mim gaf les over haar onderzoek naar de grammatica. Ze legde uit hoe de grammatica in elkaar zat en hoe doven gebaren: de mimiek, classifiers. Doven begrepen niet wat grammatica betekende. Ik zal ook nooit vergeten dat doven in discussie gingen met Mim en zeiden dat het niet waar was wat ze vertelde. Veel mensen moesten leren om te reflecteren over zichzelf. Iedereen gebaarde er maar op los zonder na te denken over hun taal. Mim spoorde ons aan om hierover te denken, we moesten bijgevolg wel stilstaan bij onze eigen gebarentaal. Ik begon ook meer elementen op te merken bij andere doven en bij mezelf. Dankzij Mim werd ik ook wel trotser op mijn taal en dat hielp wel om beter les te geven. Dat was natuurlijk niet genoeg maar het was het begin.
Ik zal ook nooit vergeten dat doven in discussie gingen met Mim en zeiden dat het niet waar was wat ze vertelde. Veel mensen moesten leren om te reflecteren over zichzelf. Iedereen gebaarde er maar op los zonder na te denken over hun taal. Mim spoorde ons aan om hierover te denken, we moesten bijgevolg wel stilstaan bij onze eigen gebarentaal. Ik begon ook meer elementen op te merken bij andere doven en bij mezelf. Dankzij Mim werd ik ook wel trotser op mijn taal en dat hielp wel om beter les te geven. Dat was natuurlijk niet genoeg maar het was het begin.
GEERT: Dat is waar, je sprak over dat reflecteren. Bij NmG was er de volgorde van het Nederlands en er werd eigenlijk geen mimiek/niet-manuele markering gebruikt. Maar dan werd er gezegd, ik weet niet meer in welke les het gezegd werd, misschien in de les van Mim, dat de mimiek gebruikt moest worden. Ik besefte niet dat dat al in mij zat. Ik moest dan echt nadenken over mijn mimiek als ik les gaf. Wij doven hebben dat in ons/doen dat automatisch, maar aan horende studenten moest het expliciet aangeleerd worden. We moesten dan wel reflecteren. Als horende studenten nu een opmerking maken over mijn sterke mimiek, ben ik me daarvan wel bewust maar vroeger dus niet. Bij ons zit de mimiek ingebakken, wat het makkelijk maakt. Voor mensen die het expliciet moeten leren, is het niet zo evident.
GEERT: De ommezwaai/overgang van NmG naar VGT kwam er niet op één dag. Het bestuur besliste wel dat de lessen in VGT moesten gebeuren maar wat materiaal betreft, was er niets. Het NmG cursuspakket moesten we zelf aanpassen om te gebruiken in de les. Dat was niet evident, maar ik begrijp wel dat er niet plots nieuw materiaal kan zijn. Ik zat met gemengde gevoelens. Enerzijds was ik blij dat we NmG konden loslaten, mijn zelfvertrouwen ging de hoogte in. Lesgeven in mijn eigen taal is makkelijker. Anderzijds hadden we het nodige materiaal niet, wat erg vervelend was. Bovendien vroegen de horende mensen ook naar NmG. Wij antwoordden dan in VGT en dat wrong.
HILDE: Binnen Fevlado was er ook overgang van NmG naar VGT. Hoe dat juist verlopen is, weet ik niet meer. Ik weet nog wel dat er een samenwerking was met de Vrije Universiteit Brussel. Mim en Diane Boonen maakten een lessenpakket Vlaamse Gebarentaal. Ervoor was het nogal chaotisch, maar vanaf dat moment hadden we degelijk materiaal. Het was nog niet fantastisch, maar we hadden materiaal om uit te delen tijdens de lessen. Er is onlangs een nieuw pakket gemaakt dat visueler is. Dat is een grote hulp tijdens het les geven. Maar voor het les geven binnen het CVO heb ik dat niet. Ik gebruik het materiaal van Fevlado maar voor de hogere jaren moet ik zelf nadenken over hoe ik de leerstof aanbreng. Ik heb natuurlijk wel ideeën maar er zijn ook hiaten.
GEERT: Ik zei al dat ik eerder toevallig ben beginnen les geven. Ik had zelf nooit een specifieke opleiding gevolgd om VGT te geven. Het bezoek aan Bristol was wel heel vernieuwend voor mij, de info kwam een beetje als een schok. Ik ben daarna ook naar Gallaudet in Amerika geweest, dat was meer algemene info, maar daar heb ik ook veel bijgeleerd. Dan waren er de kadercursussen waarop ik steevast aanwezig was, de lessen van Mim en Mieke miste ik bijvoorbeeld nooit. Ik en andere collega’s die les gaven, wisselden ook veel informatie uit. Als er bijvoorbeeld een symposium was over lesgeven, was ik er altijd bij. Zo puzzelde ik de stukjes bij elkaar. Ik heb ook nog privé les gekregen van Hilde, weet je dat nog?
HILDE: Goh
GEERT: Jij hebt al teveel dingen gedaan Jij hebt me bijles gegeven. Nu, aan het CVO worden we ook altijd aangespoord om bijscholing te gaan volgen op kosten van de school. Gepaste bijscholing vinden, is niet evident, wat jammer is. Ik wilde iets volgen in Nederland, maar dat is helaas niet gelukt. Het is soms ook interessant om eens buiten Vlaanderen te gaan kijken om inspiratie op te doen in andere landen. Ik heb dus nooit een specifieke opleiding gevolgd om les te geven.
HILDE: Mijn parcours zag er gelijkaardig uit. Ten eerste het bezoek aan Bristol, het was een schok omdat we onze stem achterwege moesten laten en onze eigen taal konden gebruiken. Dit zorgde voor verwarring. Vervolgens woonde ik ook de opleidingen die er waren rond dit thema bij, net zoals Geert. Ik voelde ook dat er in mijn lessen ‘iets’ ontbrak, ‘iets’ miste, maar ik kon dat ‘iets’ moeilijk definiëren. Het was een zoektocht. Ik vertelde dat tegen een Fevlado-collega die zelf wel een pedagogisch diploma had en kreeg de reactie dat ik misschien een onderwijsopleiding moest volgen. Ik heb dat gedaan, samen met 3 andere doven. Dat zorgde er wel voor dat het beter ging en ik sterker in mijn schoenen stond. Ik wist meer over de didactiek. Maar dat was nog niet voldoende. Ik voelde dat ik iets miste op vlak van taal. Het liep stilaan wel vlotter en ik wisselde informatie uit met m’n collega – lesgevers. Dan werd de bachelor opleiding voor horende studenten opgericht door/aan Lessius. Er mochten ook enkele doven de lessen (Taalkunde) bijwonen en daar was ik ook bij. Na 2 jaar ging het les geven vlotter, ik kon de vragen van studenten sneller beantwoorden. Alles is natuurlijk nog niet onderzocht, er zijn nog wel hiaten. Ik probeer tijdens mijn lessen ook altijd uit te leggen hoe doven bepaalde dingen doen in VGT. Ik voel nog altijd wel dat er soms dingen missen in de combinatie les geven en Vlaamse Gebarentaal. Het gaat natuurlijk wel beter, ook dankzij de ervaring die ik opbouwde. Ik geef al meer dan 20 jaar les. Het blijft ook een kwestie van uitwisseling en materiaal delen. Dat is noodzakelijk.
Na 2 jaar ging het les geven vlotter, ik kon de vragen van studenten sneller beantwoorden. Alles is natuurlijk nog niet onderzocht, er zijn nog wel hiaten. Ik probeer tijdens mijn lessen ook altijd uit te leggen hoe doven bepaalde dingen doen in VGT. Ik voel nog altijd wel dat er soms dingen missen in de combinatie les geven en Vlaamse Gebarentaal. Het gaat natuurlijk wel beter, ook dankzij de ervaring die ik opbouwde. Ik geef al meer dan 20 jaar les. Het blijft ook een kwestie van uitwisseling en materiaal delen. Dat is noodzakelijk.
GEERT: Mag ik ook een vraag stellen aan Hilde? Had je ook het gevoel soms input nodig te hebben vanuit het buitenland?
HILDE: Ja, ik ben ook naar LESICO geweest. Daar werd veel info uitgewisseld omtrent hoe het lesgeven aanpakken. Dat was interessant, ik ben er één keer geweest. Ik probeerde ook wel buitenlandse opleidingen bij te wonen.
GEERT: Hoe ik de toekomst zie en of het les geven nog beter kan in Vlaanderen? Wat ik jammer vind: in Vlaanderen zijn er een vijftal CVO’s.
HILDE: CVO’s die gebarentaal aanbieden, bedoel je?
GEERT: Ja, ik werk zelf in een CVO en er is geen uitwisseling met de andere opleidingen, dat is jammer. Ik begrijp het wel omdat er mensen zijn die zelf het materiaal maakten en het niet zomaar uit handen willen geven. Het zou beter zijn dat een onafhankelijk instantie, een universiteit, een lessenpakket zou maken en dit zou verspreiden onder de CVO’s. Iedereen maakt zijn eigen materiaal en daardoor is men niet geneigd om dit door te geven, ik zelf ook niet. Het materiaal zou van een andere instantie, universiteit bijvoorbeeld, moeten komen. Dat is voor mij de beste oplossing.
HILDE: Ik denk dat we 2 sporen moeten volgen. Als de universiteit een pakket maakt, is er een goede basis. Maar lesgevers moeten ook weten hoe ze op een goede manier kunnen les geven en ze moeten kennis hebben van de taal. Er is geen specifieke opleiding voor het les geven in VGT, over de inhoud, Dovencultuur, … Dove lesgevers moeten een sterke identiteit hebben. Veel doven hebben horende ouders. Het is belangrijk dat de lesgevers VGT goed onder de knie hebben/ in de vingers hebben, de grammatica kennen, kennis hebben van de Dovencultuur en van talen. Ze moeten weten hoe een taal aangeboden moet worden aan mensen die die taal willen leren. Ik denk dat een hogeschool of een universiteit zo’n opleiding kan organiseren, ik weet het niet. Ik denk dat beide nodig zijn: focus op onderzoek en op lesgevers.
GEERT: Ik wil geen kritiek uiten, maar in verband met jouw laatste punt. Ik begrijp niet dat Fevlado ook opleidingen organiseert. Een opleiding zou het best gegeven worden door een professioneel officieel instituut.
HILDE: Maar je mag niet vergeten dat er 2 wegen zijn, het ene valt onder onderwijs en het andere niet. De overheid bepaalt dat zo. Bij de Fevlado cursussen is er geen examen. Ik weet niet hoe het aangepakt wordt voor andere talen, zoals bijvoorbeeld het Engels. Ik moet dit eens bekijken.
GEERT: Als eender wie les mag geven, bestaat het risico dat die persoon de vragen van de horende studenten niet kan beantwoorden. Dan krijgt die student een fout beeld over gebarentaal.
HILDE: Je hebt het over de lesgevers dan. Dat is natuurlijk nog een andere kwestie, dat is juist.
HILDE: Iemand die nooit heeft les gegeven, zomaar laten les geven is niet goed. Daar ben ik inderdaad mee akkoord. Lesgevers moeten weten hoe je moet lesgeven en ze moeten kennis hebben over de grammatica en Dovencultuur. Ze moeten dat echt in zich hebben en dat is belangrijk. Zo niet kunnen ze geen les geven, ze zouden staan trillen op hun benen. Als horende mensen iets vragen, moeten ze hierop wel kunnen antwoorden. Zonder ervaring kan je niet antwoorden. Een opleiding is wel nodig ja.
GEERT: Ze zouden verplicht een opleiding moeten volgen en dan pas mogen starten met les geven.
GEERT: Als dove mensen zich geroepen voelen om les te geven, zouden ze beter eerst een opleiding volgen, maar de vraag is waar. Ik denk dat dit het best georganiseerd zou worden aan de universiteit, binnen een speciale afdeling gericht op toekomstige dove lesgevers. Ik denk dat deze opleiding best door een universiteit wordt ingericht, wat denk jij?
HILDE: Nu bestaat er al een opleiding Vlaamse Gebarentaal aan de KU Leuven en ik denk dat een opleiding voor dove lesgevers daaraan gelinkt kan worden. Ik weet het niet.
GEERT: Zeker niet samen met horende mensen?
HILDE: Nee, nee, nee.
GEERT: Ze moeten apart les krijgen.
HILDE: In Utrecht is dat wel. Daar zitten dove en horende mensen samen. (Over KU Leuven): Eerst leert iedereen algemeen de taal (Hilde heeft het hier over de VGT in de “algemene” Bachelor Toegepaste Taalkunde.) Dan kan je verder kiezen tussen ofwel de 4 verschillende richtingen (i.e. masteropleidingen) die er nu al zijn, ofwel voor les geven en splits de groep op. Ik weet niet of het kan, maar in Antwerpen hebben ze al de basis rond gebarentaalonderzoek waarop ze kunnen verder bouwen in een opleiding voor dove lesgevers. Ik denk dat dat een goede plaats is.
GEERT: Het probleem is dat je in Vlaanderen lessen Vlaamse Gebarentaal hebt op 5 verschillende niveaus: de universiteit/KU Leuven in Antwerpen, de andere tolkopleidingen, de CVO opleidingen VGT, de Fevlado cursus van 40-uren per jaar en dan de ‘mini cursussen’ van bv. een 5 tal avonden. Je kan van de lesgevers binnen deze verschillende niveaus niet verwachten dat ze allemaal dezelfde opleiding volgen.
HILDE: Ja, het is afhankelijk van het doel. Maar het is belangrijk dat lesgevers een sterke bagage hebben.
GEERT: Ze moeten een goede basis hebben, zonder goede basis kunnen ze niet les geven.
HILDE: In de huidige situatie denk ik dat dove mensen die willen les geven, best een lerarenopleiding volgen binnen een CVO zodat ze leren hoe ze moeten lesgeven en wat de didactiek is. Daarbovenop zouden ze ook lessen gebarentaal moeten volgen aan de KU Leuven in Antwerpen. Natuurlijk hebben ze dan geen diploma, in Antwerpen krijgen ze wel een certificaat en in een CVO een getuigschrift. Maar het is belangrijk dat ze een sterke basis hebben. Ik denk dat het in de huidige context best zo verloopt.
GEERT: En wat zou de beste manier zijn voor de toekomst?
HILDE: Een school/opleiding oprichten voor dove lesgevers Vlaamse Gebarentaal. Of zoals ik al zei is er de KU Leuven campus Antwerpen die al een opleiding heeft voor tolken. Na een 3 – jarige algemene opleiding kan iemand die wil gaan les geven bijvoorbeeld doorstromen (naar een specifieke opleiding voor docenten). Ik denk dat dat de beste manier is.
English
Hilde Nyffels (Fevlado-Diversus & VSPW Gent) and Geert Verstraete (SNT Brugge)
Pioneering Flemish Sign Language teachers
(English translation from an interview in Flemish Sign Language)
HILDE: I am Hilde Nyffels and I have two jobs. First, I work at Fevlado-Diversus focusing on education and training. I am responsible for, among others, training deaf teachers: I teach deaf people who would like to teach themselves, how they can go about it. Second, I work at a CVO (centre for continuing education) offering evening classes for sign language interpreters. I started teaching there in 1994 and have been working there for 22 years.
GEERT: My name is Geert Verstraete. I am a full-time teacher at the CVO in Bruges, which is a centre for continuing education. I started working there in 2007. Before that I worked at Fevlado, where I had been working since 1994. I had various responsibilities at Fevlado, one of which was teaching a sign language course. All staff members had to teach close to their place of residence and so I taught the course in Bruges, 4 hours a week.
HILDE: I started working as a teacher by coincidence. I couldn’t find a job and in 1994 I did an internship in Ledeberg. The boss of Fevlado was in charge there. During that period 6 deaf people could start working at Fevlado. The boss asked me if I was interested and I wholeheartedly said yes, considering I had no work back then and I wanted to work within the Deaf community. One of the conditions was that I had to teach as well. That was my first teaching experience. Later on, in September, one of the teachers at the CVO, the centre for continuing education, resigned and I was asked if I wanted the job. Although I had no experience, I accepted the offer. The course materials were ready, so I could read them and start teaching. That was the start of my teaching career.
GEERT: My very first time teaching was within the deaf school Spermalie. My son is deaf and he went to school there. Spermalie was still focused on oralism at that time. I did not agree with that and favored the use of sign language. Spermalie started to consider this and asked me if I wanted to teach sign language to some staff members. I noticed that they were not pleased with me. I used Flemish Sign Language (VGT) instead of Signed Dutch (NmG), which was (more) widely used at that time. I repeatedly had to say: "In sign language it is like this". The term 'VGT' was not in use yet. They kept asking me about signs. In 1994, I started working at Fevlado where I also had to teach using existing course materials. In 2004, I stopped working at Fevlado.Then I started working at Spermalie as an educator, and I also regularly taught sign language to my colleagues. By
Then I started working at Spermalie as an educator, and I also regularly taught sign language to my colleagues. By coincidence I found out that the CVO was looking for a teacher. Various languages are taught at the CVO. Flemish Sign Language was not yet included in the program. The CVO had heard about me indirectly, which is how I started teaching there. Before that I had never thought about teaching as my main profession. First Spermalie asked me, then I had to teach for Fevlado, and in the end, I was contacted by the CVO.
HILDE: My experience was similar. I happened to be available when they asked me, though I had never imagined myself as a teacher. When I was asked, I was up for the challenge. I wanted to try it. That's how it went. Mind you, there were quite some obstacles along the way.
HILDE: The obstacles I experienced while teaching were the following. Initially, we used the course materials for Signed Dutch (NmG). At that time I did not have a clue what it meant. They did give me some extra information on top of the course materials. There were many signs I did not know or use myself, so I had to study to learn these signs and teach them. The interpreting training program used big bundles and I did not feel good about using NmG. Luckily, during meetings I got support from 2 other people who also did not like using NmG. They also thought that Flemish Sign Language (which was simply called 'sign language' back then) should be used instead. I struggled with this quite a bit, until we went to Bristol (I do not remember the exact period we were there), where we were encouraged to teach in our own language. That was very confusing, as one person said this and the other said something else. In the
I struggled with this quite a bit, until we went to Bristol (I do not remember the exact period we were there), where we were encouraged to teach in our own language. That was very confusing, as one person said this and the other said something else. In the end we tried to change our teaching method and teach Flemish Sign Language instead. But we lacked course materials so we had to figure it out ourselves. I did not know what the classes should look like using Flemish Sign Language. Step by step we finally managed, partly thanks to the support of 2 well-known linguists. I was not fully satisfied: VGT was my own language, but how could I teach it in a qualitative and good way? Now I am managing a lot better thanks to experience and by attending several courses, but at first I really did not know how to teach VGT. I had not followed any training and I didn’t know anything about teaching. I simply received the course material and was expected to cope. That's how I started teaching.
GEERT: I have similar experiences, but will add some other. When I was teaching the staff members at the deaf school, I did not prepare the classes. The colleagues came to me and asked how you would say something in sign language. I thought about how I signed something in my conversations with other deaf people and showed them the signs that I used. But they wanted literal translations. For example, the Dutch word ‘groot’ is used to mean both ‘tall’ and ‘big’, but the signs in VGT are different. The sign BIG in ‘CAR BIG’ is different than the sign TALL in ‘PERSON TALL’. They wanted one sign for each Dutch word, which would imply using the same sign for ‘big’ and ‘tall’. In Bruges, for example, we also sign LONG HOLIDAY (GROOT VERLOF) (in which the sign LONG (GROOT) is located on the jaw), but they did not accept that there are various signs for the same word ‘groot’ ('big'). I had problems with that/I objected to that. They also asked me about the signs for 'is' and 'to be', but I did not have any signs for that. Someone told me those signs were necessary (with regard to NmG). Before the arrival of the ‘green book’, it was not possible to provide a sign to render the word ‘is’. It was a difficult situation. Similarly to Hilde’s experiences, I simply received the course materials on NmG in 1995 and had to study them by myself. I really had to sign ‘word for word’.
HILDE: And sign phrases. I did not feel comfortable signing that way. That word for word signing method did not belong to/reflect my own language (use); it was a disaster.
GEERT: It was very time consuming to go over all the sentences that way; it was really bad.
GEERT: There was a gradual transition from NmG to VGT, but I will never forget that 2-3 year period which was really bad. I was also quite frustrated at the time, due to a combination of factors. In NmG the syntax of Dutch was followed, so that each word was supported with a sign. Secondly, signs were available in a dictionary. Sign language has its own regional variants. First a blue book was published, then the ‘green book’ came along and we were told to use the signs from that book. So, every Dutch word had to be supported by the accompanying sign and, moreover, we had to use the signs from the green book. For example, the sign for 'white' (WIT) had a movement from the left to the right, using the first letter of the word as the handshape and then changing the handshape to the last letter of the Dutch word. But then there was a shift and people started promoting the use of sign language over the use of NmG.
HILDE: How did the change from NmG to VGT exactly happen? I can’t remember.
GEERT: Visiting Bristol was the trigger. The managing director (of Fevlado), along with Mieke Van Herreweghe, found it necessary to go and take a look there. I think 15 deaf people joined them.
HILDE: Could be, yes.
GEERT: Those 15 deaf people travelled to Bristol where they attended a course taught by Clark Denmark, from Monday to Friday. Clark used BSL and International Sign. The managing director encouraged us to keep teaching NmG, but Clark had a different opinion on this and Mieke completely agreed with him. The managing director strongly opposed to this. We were caught between a rock and a hard place so we kept quiet. When the managing director was present, we were very careful.
HILDE: I thought the managing director was not allowed to be present?
GEERT: Not during (Clarks’) classes, but during the breaks and in the evening he was allowed to be there.
HILDE: I had forgotten about that.
GEERT: After Clarks’ lessons, after he had left, we had to report to Friar Maurice Buyens and tell him about the classes. He then wrote everything down and said he did not agree. After the classes had ended, Friar Maurice asked us what we had been talking about. He said that it was unacceptable, which left us completely baffled. He stuck to his opinion, but the deaf people had received the information and kept it in mind. We kept talking about it to each other and kept saying the situation had to change. And so the news slowly started to spread. The board was also very curious as to how things had gone. The deaf board members were open to change. We elaborately shared our experiences and Mieke supported us as well. But the managing director and Mieke went in different directions and ended their collaboration. The transition from NmG to VGT was triggered in Bristol.
The board was also very curious as to how things had gone. The deaf board members were open to change. We elaborately shared our experiences and Mieke supported us as well. But the managing director and Mieke went in different directions and ended their collaboration. The transition from NmG to VGT was triggered in Bristol.
HILDE: That is true. I will never forget that either. At that time, Fevlado’s managing director was incidentally also the director of the CVO. I was also wondering whether to teach in NmG or in VGT. I do not remember when this was decided upon, but in the end the managing director gave us permission to teach in VGT. I still had to keep using the course materials on NmG however. That was very confusing, because I did not know how to teach VGT using those materials. I then made a selection myself and told the students they had to focus on the way I signed rather than on the course material itself. I also tried to make video footage, but it was a frustrating period. When the managing director came to visit, I adapted my course a little. At staff meetings sometimes discussions emerged on the didactics of Flemish Sign Language. 4 of us had gone to Bristol, and we were all confused about the teaching method. We wanted to discuss this among ourselves, but we couldn’t do that when the managing director was present. Slowly but surely things started to improve. And when a new managing director took over, the situation completely changed.
I also tried to make video footage, but it was a frustrating period. When the managing director came to visit, I adapted my course a little. At staff meetings sometimes discussions emerged on the didactics of Flemish Sign Language. 4 of us had gone to Bristol, and we were all confused about the teaching method. We wanted to discuss this among ourselves, but we couldn’t do that when the managing director was present. Slowly but surely things started to improve. And when a new managing director took over, the situation completely changed.
GEERT: Another point of discussion was the following. Clark suggested to always work in small groups when teaching. The managing director, however, preferred working in large groups of students which is of course more interesting from a financial point of view. Clark thought we would be better off teaching in smaller groups.
GEERT: Around ‘94, when we were instructed to teach NmG, we initially did not say much on the matter, until we visited Bristol. Earlier on, VGT had never been mentioned. Instead, people talked about – what was it called again? - Flemish-Belgian Sign Language. Monthly management courses were organized, for which Mieke was sometimes asked for half a day to teach about language. At that time we already kept all the info we had gotten in Bristol in mind. Mieke also taught us Dutch; each month I believe.
HILDE: I’m not sure if it was monthly.
GEERT: During these classes, Mieke told us about the difference between Dutch and Flemish Sign Language. Thanks to Mieke, many things became clearer to me. I had already been in touch with her through work.
HILDE: The management classes may indeed have caused the turnabout. I also keep remembering Myriam Vermeerbergen’s (Mim) classes too. She taught a number of deaf people. I cannot remember whether or not those classes were monthly, but in any case, they took place on a regular basis.
GEERT: I never attended those classes.
HILDE: I think you did.
GEERT: Where did she teach?
HILDE: In Ghent, upstairs in the Fevlado building. Classes were taught to people who had also visited Bristol. They were taught in the large room near the offices. I am not sure whether the classes were held prior to or after the visit to Bristol, but that's not all that important. Mim taught on her research on VGT grammar. She explained what the grammar looked like and how deaf people sign: the non-manuals, classifiers. Deaf people did not understand what grammar meant. I will also never forget how deaf people started arguing with Mim, saying that she was wrong. Many people had to learn how to
I will also never forget how deaf people started arguing with Mim, saying that she was wrong. Many people had to learn how to self reflect. Everyone just signed and signed without ever thinking about their language. Mim urged us to think about it. We had to start reflecting on our own sign language. I also started to notice more elements in other deaf people’s signing and in my own. Thanks to Mim I became more proud of my language, which helped me become a better teacher. Of course that was not enough, but it was a start.
GEERT: That's true, you talked about reflection/introspections. NmG used the Dutch syntax and almost no facial expression/non-manuals. But then we were told, I don’t remember in which class, possibly one of Mim’s, that non-manuals should be used. I did not realize I already had that in me. I really had to think about my non-manuals when I was teaching. For deaf people it comes naturally / we automatically do it, but to hearing students this had to be taught explicitly. So we had no other option but to reflect. Now, when students comment on my strong non-manuals, I'm aware of them but that hasn’t always been the case. For us it is easy, since it comes naturally. However, for people who need to explicitly learn it, it is not all that easy.
GEERT: The turnabout/transition from NmG to VGT did not happen overnight. The board decided that classes should be taught in VGT, but there were no course materials whatsoever. We had to adapt the course materials on NmG ourselves so we could use it in class. That was not easy, but I also understand new materials could not be made overnight either. I had mixed feelings about it. On the one hand, I was glad we could let go of NmG, my self-esteem increased. Teaching in my own language is easier. On the other hand, we did not have the required materials, which was very annoying. In addition, the hearing people also asked for NmG. We would answer in/with VGT, which caused friction.
HILDE: Within Fevlado there was also a transition from NmG to VGT. I cannot remember how it exactly went about. I do remember there was a collaboration with the Vrije Universiteit Brussel. Mim and Diane Boonen made course materials on Flemish Sign Language. Before that it had been rather chaotic, but from that moment on we could use proper materials. It was not fantastic yet, but we could share the materials during classes. Recently new course materials have been released which are more visual. The visual aspect is very helpful for teaching. I don’t have those materials when I teach at the CVO. I use Fevlado's materials, but for the senior years I have to think about how to teach the subjects on my own. Of course I have some ideas, but there are gaps as well.
GEERT: As I already mentioned, I became a teacher by coincidence really. I had never attended any specific training program to teach VGT. The visit to Bristol was very innovating for me, the information came as a shock. Afterwards I also visited Gallaudet University in America where I received more general information, but I also learned a lot. I also attended all management courses. For example, I never missed Mim and Mieke’s classes. Me and my teaching colleagues also exchanged a lot of information. For example, when there was a symposium on teaching, I was always present. That is how I put all the pieces together. I also got private lessons from you, Hilde. Do you remember that?
HILDE: Ehm…
GEERT: You have already done too many things J. You tutored me. Now working at the CVO, we are also always encouraged to attend additional training courses at the expense of the school. Finding appropriate follow-up training opportunities is not easy and that’s a pity. I wanted to attend a course in the Netherlands, but unfortunately I didn’t make it. It can also be interesting to look beyond Flanders and find inspiration in other countries. In short, I have never attended a specific training program to teach Flemish Sign Language.
HILDE: I followed a similar track. First of all, visiting Bristol, I was shocked because we had to quit using our voice and could use our own language instead. This caused confusion. Then I also attended the courses that were organized on this subject, just like Geert did. I also felt as if ‘something’ was missing in my lessons, ‘something’ was lacking, but it was hard for me to define that ‘something’. It was a quest. I talked about this with a colleague at Fevlado who himself did have an educational degree and he replied that maybe I should attend a training program in education. I attended the program along with 3 other deaf people. My teaching improved and I felt more confident. I knew more about didactics, but it was not enough yet. I felt I lacked something to do with language. Slowly but surely things started going more smoothly and I exchanged information with my fellow teachers. Then the bachelor's degree program for hearing students was founded at Lessius University College. A few deaf people attended the classes (sign language linguistics), and I was one of them. After 2 years, my teaching had improved. I could more easily reply to students’ questions. Of course, not everything has been researched yet; there are still some knowledge gaps. During my
Then the bachelor's degree program for hearing students was founded at Lessius University College. A few deaf people attended the classes (sign language linguistics), and I was one of them. After 2 years, my teaching had improved. I could more easily reply to students’ questions. Of course, not everything has been researched yet; there are still some knowledge gaps. During my classes I always try to explain how deaf people do certain things in VGT. I still sometimes feel things are lacking in the combination of teaching and Flemish Sign Language. Of course things have improved, also thanks to the experiences I've gained. I've been teaching for more than 20 years now. It’s also a matter of exchanging and sharing materials. That is necessary.
GEERT: Can I also ask Hilde something? Did you too sometimes feel the need to get input from abroad?
HILDE: Yes, I have also attended LESICO, where loads of information was exchanged on how to teach. That was interesting. I've been there once. I also tried to attend foreign courses.
GEERT: How I think about the future and whether or not teaching in Flanders can still improve? What I regret, is this: in Flanders there are about five CVOs (centre for continuing education).
HILDE: CVOs offering sign language, you mean?
GEERT: Yes, I work in a CVO myself and there is no exchange with other training programs, which is a pity. I understand that people who have made the materials themselves do not simply want to give it to somebody else. Therefore, it would be beneficial if an independent body, a university, would produce course materials and share them with all CVOs. Now everyone, including myself, makes his/her own materials without passing them on. The materials should be made by another/independent body, e.g. a university. I believe that is the best possible solution.
HILDE: I think we have to follow 2 tracks. If the university develops course materials, that would be a good starting point. However, teachers also need to know how to teach and they need to have knowledge about the language. There is no specific training on teaching VGT, on the content, Deaf culture, .... Deaf teachers need to have a strong identity. Many deaf people are born to hearing parents. It is important that the teachers have mastered VGT, that they have proper knowledge about its grammar, and know about Deaf culture and languages. They need to know how to teach a language to those who want to learn it. I think a college or university is able to organize such training programs, I don’t know. I think both are needed: focus on research and on teachers.
GEERT: I do not mean to criticize, but with regard to your last point: I do not understand that Fevlado is also organizing training. Training/education is best offered by a professional official body.
HILDE: But you should not forget that there are two tracks: one track falls within official education, the other does not. That’s how it is organised by the government. The Fevlado courses are offered without any form of examination. I do not know how this works for other languages, such as English; I’ll have to take a closer look at that.
GEERT: If anyone is allowed to teach, there’s a risk that teachers might not be able to answer hearing students’ questions. And students might get a wrong impression about sign language.
HILDE: You are talking about the teachers. That’s another matter of course, you’re right.
HILDE: To allow someone to teach who has never taught before, just like that, is not a good thing. I do agree. Teachers should know how to teach and have knowledge about grammar and Deaf culture. It’s important that they posses/fully master this knowledge. Without this knowledge they couldn’t teach, they would be too nervous. When hearing people have a question, teachers should be able to answer it. That is not possible without any experience. That’s why training is vital.
GEERT: They should be obliged to attend a training program and only afterwards be given the opportunity to teach.
GEERT: If deaf people want to teach, they should attend a training program first. The question is where. I think such a training program should be organized at a university, within a specific department focusing on future deaf teachers. I think this training program should be offered at a university, don’t you?
HILDE: KU Leuven already offers a program on Flemish Sign Language now. I believe a program for deaf teachers could be linked to the existing program. I don’t know.
GEERT: Definitely not along with hearing people?
HILDE: No, no, no
GEERT: They should be taught separately.
HILDE: In Utrecht deaf and hearing people are taught together. (On KU Leuven): First, everyone acquires the language in general (Hilde is talking about the VGT courses being offered in the "general" Bachelor of Applied Linguistics.) Then you can either choose one of the four programs (i.e. Master's programs) that are already available now, or opt for the (new) teaching program, splitting up the group. I don’t know whether or not it is possible, but the group in Antwerp already has the foundation related to sign language research, which can be built upon in creating a training program for deaf teachers. I think that's a suitable place for it.
GEERT: The problem in Flanders is that Flemish Sign Language is taught at five different levels: the university/KU Leuven in Antwerp, the other interpreting training programs, the CVO courses in VGT, the Fevlado training program consisting of 40 training hours a year and, finally, the ‘mini’ courses which last, for example, about 5 evenings each. We cannot expect teachers teaching at these different levels to all have the same educational background.
HILDE: Yes, it depends on the goal. Nevertheless, it is important that all teachers can strongly rely on knowledge and experiences.
GEERT: They need a good basis, without a good basis they cannot teach.
HILDE: In the current situation, I think that deaf people who want to teach, should attend a teachers’ training program at a CVO so that they learn how to teach and what the didactics are all about. In addition, they should also be taught (about) sign language at KU Leuven in Antwerp. Of course, they will not get a degree that way but they would get a certificate both in Antwerp and at the CVO. Most importantly, however, they need a proper basis. I think currently this is the best possible way to go about it.
GEERT: And what would be the best way to tackle this in the future?
HILDE: Establishing a school/training program for deaf teachers of Flemish Sign Language. As mentioned before, the KU Leuven campus Antwerp is also already offering a training program for future interpreters. For example, after a 3-year general education program, someone who wants to go teaching can continue (within a training program specifically developed for future teachers). I think that is the best way.